Wat de poëzie van Henk Kooijman zo bijzonder maakt is de rol die het landschap erin speelt, dat van het Hollands-Utrechtse weidegebied. Hij heeft vele facetten ervan beschreven in zijn gedichten en beleefde dat landschap als bezield, als geladen met een bijzondere magie, ook als een toegangspoort tot<br/>een andere werkelijkheid, door hem wel aangeduid als het hiernevenmaals.<br/>Henk Kooijmans unieke talent werd bij de publicatie van zijn eerste bundels in de jaren zestig vooral herkend door mededichters. C. Buddingh liet zich<br/>lovend uit; Ad den Besten was een bewonderaar.<br/>Prof. J.W. Schulte Nordholt beschouwde Henk Kooijman zelfs als de grootste dichter van zijn generatie. Toch stierf Kooijman in 1988 als een relatief onbekende, met als enige nalatenschap een enorm aantal ongepubliceerde edichten.<br/>Deze bundel is bedoeld om postuum recht te doen aan de bijzondere kwaliteiten van Henk Kooijmans poëzie. Mede omdat die misschien ook extra ogen kan openen voor het bijzondere van ons polderlandschap dat, zonder drastisch politiek ingrijpen, over een eeuw ongetwijfeld grotendeels zal zijn verdwenen onder steen, beton en asfalt. Bij voorbaat dus, in Kooijmans eigen woorden, opgedragen aan de nagedachtenis van het Zuid-Hollandse landschap.