De boekhandel van de wereld
Leeshonger In de 17de eeuw werd Amsterdam het walhalla van boekenliefhebbers uit de hele wereld. Over hoe de Nederlandse Republiek toen de leeshonger stilde, schreven twee historici een baanbrekend, verbluffend en provocerend boek.
Uit de Boekhandel van de wereld valt een heerlijk lijstje superlatieven te destilleren: in de zeventiende eeuw werden in de Nederlandse Republiek minstens driehonderdvijftigduizend verschillende boeken, pamfletten, kranten en officiële documenten gedrukt, bij elkaar meer dan driehonderd miljoen exemplaren. Nederlandse drukkers en uitgevers produceerden in verhouding tot het aantal inwoners tien keer meer boeken dan hun collega’s in Frankrijk, Italië en Spanje, landen die op dat ogenblik tot de culturele voorhoede van Europa behoorden. De Duitsers kunnen de Nederlanders iets beter bijbenen, maar liggen toch ook een factor vijf achter. Nu sinds enkele decennia bibliotheekcatalogi met elkaar worden verbonden, wordt het mogelijk om, met de nodige slagen om de arm, dit type kwantitatieve inzichten op te bouwen. Maar als we dit weten, hoe kunnen we het verklaren?
De Mark Zuckerbergs en Jeff Bezos’ van de zeventiende eeuw heetten Cornelis Claesz., Broer Jansz., Willem Jansz. Blaeu en Daniël Elzevier, waaghalzerige vernieuwers die in korte tijd een enorme dominantie in de markt ontwikkelden en veel geld verdienden. Weten hoe je een aantrekkelijk boek maakt is één, daarbij de kosten zoveel mogelijk beheersen is twee, maar het geheim van de Nederlandse uitgevers is hun vermogen om distributie-netwerken op te bouwen. Nederlandse boeken bewegen razendsnel naar alle hoeken van Europa. En boeken van elders duiken op in de boekhandels in de grote steden van de Republiek. Amsterdam wordt omstreeks 1600 het walhalla voor boekenliefhebbers uit de hele wereld. Een positie die de stad nooit helemaal heeft opgegeven.
Detectives
De gedachte is verleidelijk om te veronderstellen dat boeken in deze jaren het grote verschil maakten tussen De Republiek en de rest van Europa, en dat is ook waar Andrew Pettegree en Arthur Der Weduwen toe neigen, op basis van een verbluffend veelzijdig onderzoek. Catalogi, archieven, dagboeken, brieven en uiteindelijk het zeventiende-eeuwse drukwerk zelf werden binnenstebuiten gekeerd, op zoek naar informatie over hoe al dat drukwerk in het dagelijks leven werd verhandeld en benut.
Andrew Pettegree geniet grote faam als kenner van de religieuze bewegingen in de zestiende eeuw en als auteur van prachtige boekhistorische vergezichten, zoals vier jaar geleden nog Brand Luther (vertaald als Het merk Luther), over Luthers doeltreffende gebruik van de drukpers om zijn ideeën te verspreiden, nu al een klassieker.
Arthur Der Weduwen, evenals Pettegree werkzaam aan de prestigieuze Schotse St Andrews University, promoveerde twee jaar geleden op een lijvig proefschrift waarin de productie van Nederlandse kranten tussen 1618 en 1700 werd geïnventariseerd. Nederlandse krantenmakers stilden steeds adequater een voortdurende honger naar nieuws bij het publiek, en brachten zo een informatierevolutie op gang. De gedachte dat Nederlandse uitgevers goed zijn in het opzetten van soepel lopende raderwerkjes wordt verder uitgewerkt in De boekhandel van de wereld, dat eerder dit jaar in een Engelse versie verscheen.
Als detectives zijn Pettegree en Der Weduwen op zoek gegaan naar soms heel summiere sporen van met name het efemere drukwerk van de zeventiende eeuw. Stoffige, nauwelijks aangeroerde, lokale archieven bleken een belangrijke bron van gedrukte overheidspublicaties, en veilingcatalogi leverden een schat aan informatie op over boeken die inmiddels verloren zijn gegaan.
Buitenlandse archieven bleken een verrassende bewaarplaats te zijn van Nederlandse kranten; binnenslands werden die gemakkelijk doorgegeven en stukgelezen om te eindigen als wc-papier, in het buitenland werden ze door sommige diplomaten en ambtenaren zorgvuldig bewaard als informatiebron.
Van vele boeken en kranten is vaak maar één exemplaar bekend, en veel is voor eeuwig verdwenen. Hoe minder geliefd en gelezen een boek was, hoe groter de overlevingskans ervan. Boeken worden door Pettegree en Der Weduwen vooral gezien als gebruiksartikel en minder als verzamelobject van de koopkrachtige elite.
In verschillende hoofdstukken volgen we succesvolle, minder succesvolle en soms ronduit klunzige drukkers/uitgevers/boekhandelaren (in elkaar overlopende activiteiten in deze jaren) op zoek naar gaten in de markt. En hoe in het kielzog van de Nederlandse ontdekkingsreizen het reisverslag tot een groot succes wordt gemaakt, of de behoefte aan religieuze teksten wordt gestild met een gevarieerde stroom liedboekjes, catechismussen en bijbels.
Vaak slagen Nederlandse ondernemers erin een latente behoefte wakker te maken, zoals Elzevier met zijn uitgaven van klassieke teksten op zakformaat (voorloper van de pocket), die in heel Europa verkocht werden. Op reis of in gezelschap even je Cicero of Suetonius tevoorschijn trekken werd een levensstijl.
Provocaties
De boekhandel van de wereld bevat een aantal baanbrekende hoofdstukken, zoals die over de nogal conjunctuurgevoelige handel in atlassen en reisboeken, of over de juist stabiele en onverzadigbare markt voor religieus drukwerk, of de opportunistische markt voor pamfletten, waar het in tijden van politieke spanningen soms erg makkelijk geld verdienen was. Mooi opgeschreven, fonkelend van de prachtige details.
Subliem is het hoofdstuk over het veelzijdige boekenbedrijf rond de Nederlandse universiteiten, met als opvallend gegeven dat van tienduizenden dissertaties die daar in de zeventiende eeuw zijn verdedigd, waarschijnlijk meer dan de helft verloren is gegaan. En ook zeer stimulerend voor verder onderzoek. Dat geldt eveneens voor het titelhoofdstuk, over de vele vertakkingen van de Nederlandse boekenwereld met de rest van Europa.
Toch heeft het boek iets onevenwichtigs. Af en toe slaan de auteurs bijna van het ene moment op het andere op hol. Zo staat er over de productie van nieuwsprenten: ‘Vooral Michiel de Ruyter was een favoriet onderwerp. Zijn rondborstige uiterlijk (hij was de zoon van een bierdrager) leek een waarborg voor zijn onwrikbare republikeinse stellingname.’ Sinds wanneer leiden historici uit uiterlijk én afkomst iemands karakter en opvattingen af? Waar komt dit rare stereotype vandaan? Hoe dan ook is het onzin. Nog bonter is het oordeel over Coornhert als ‘verbitterde dwarsligger’, die gedreven werd door ‘ijdelheid’. Tut tut.
Pettegree en Der Weduwen houden wel van een beetje provoceren. Zo beginnen ze hun lijvige studie met een schromelijke overdrijving. Ze beweren dat ‘in het klassieke succesverhaal van de Nederlandse Gouden Eeuw’ boeken en het boekenbedrijf ‘op een of andere manier onder tafel zijn gewerkt.’ Dat valt niet vol te houden, denk alleen aan het monumentale werk 1650. Bevochten eendracht (1999) van Marijke Spies en Willem Frijhoff, waarin boeken en hun makers min of meer het cement vormen van een integrale cultuurgeschiedenis.
De Nederlandse boekwetenschap floreert al meer dan een halve eeuw, en het onderzoek naar de lange Gouden Eeuw, van circa 1550 tot 1700, is er het hart van. Pettegree en Der Weduwen zouden hun studie ook niet hebben kunnen schrijven zonder al dat onderzoek en al die pogingen tot synthese van hun collega’s.
Maar het moet gezegd, zoals zij het aanpakken is nog zelden vertoond. Juist allerlei vanzelfsprekendheden die de afgelopen decennia in de cultuurhistorische benadering waren geslopen, worden zorgvuldig ontmanteld. Het boekenbedrijf dreef niet op het verhandelen van het werk van Hooft, Vondel en Spinoza, maar op anonieme liedbundeltjes, overheidsproclamaties, kranten en zeker ook heel veel bijbels en catechismussen. Het gaat uiteindelijk over het boekenbedrijf van een nog zeer religieuze wereld.
ISBN | 9789045034997 |
---|---|
Aantal pagina's | 624 |
Datum van verschijning | 20190311 |
NRC Recensie | 4 |
Breedte | 163 mm |
Hoogte | 238 mm |
Dikte | 46 mm |