Het bed met de gouden poot
Veel familieromans beginnen met het verhaal van de stamhouder, die het fortuin vergaard heeft waarop zijn nakomelingen generaties lang kunnen teren. Zigmunds Skujins (1926-2022), die geldt als de belangrijkste Letse schrijver, doet daar in zijn epische en nu door Brenda Lelie mooi vertaalde roman Het bed met de gouden poot uit 1984 nog een schepje bovenop. Zo begint hij zijn verhaal met de etymologie van de achternaam van zijn hoofdpersonen door een korte duik in de zeventiende en achttiende eeuw te nemen toen Zweden Letland nog in bezit had. Op die manier trekt hij ‘het verhaal der verwanten’, zoals de door hem opgevoerde familiehistorica Skaidrite Vejagala het noemt, uit de slijmerige modder van de geschiedenis. Ineens staat dan ook aartsvader Ansis Vejagals voor je, een gevluchte lijfeigene die een reputatie zal opbouwen als maker van weefgetouwen en spinnewielen in een tijd waarin de opkomende linnenhandel sommige Letse dorpen en stadjes tot grote welvaart brengt.
Sommige leden van de Vejagals-familie zijn ondernemers in hart en nieren. Ze bruisen van de ideeën. Hun ondernemingslust bereikt eind negentiende eeuw een hoogtepunt in de persoon van Noass Vejagals, de achter-achterkleinzoon van Ansis. Met hem begint het eigenlijke verhaal over een dynastie die alles meemaakt wat je in het Letland van de vorige eeuw kon overkomen: de mislukte revolutie van 1905 tegen de tsaar, de daaropvolgende strafexpedities van de Kozakken tegen de opstandelingen, de Eerste Wereldoorlog, de Russische Revolutie van 1917, de Letse onafhankelijkheid, de annexatie door de Sovjet-Unie in 1940, de Duitse inval van het jaar daarop, de tweede annexatie door de Sovjet-Unie in 1944, de daaropvolgende deportatie van tienduizenden Letten naar Siberië, de periode na Stalins dood in 1953 als er een zekere mate van acceptatie van het communistische regime optreedt.
Noass is de pater familias, die het in het dorp Zunte van houtsorteerder tot schatrijke reder schopt en na zijn dood een verborgen schat achterlaat. Maar ook is hij een potentaat. Zo ruziet hij met zijn broer Augusts, die zich niet tot de zee aangetrokken voelt en zijn erfdeel in de familieboerderij steekt.
Veelzijdig epos
Een echte plot heeft Het bed met de gouden poot niet, maar dat is niet erg. Eerder is de roman een verzameling op zichzelf staande verhalen, die door familiebanden aaneengeschakeld worden. Je moet er even aan wennen, maar eenmaal op dreef in dit kleurrijke en fraai geschreven epos besef je dat Skujins het verhaal van Letland vertelt. Als je het uit hebt, begrijp je ook waarom ze er zo’n sterk nationaal bewustzijn hebben en iedereen er als de dood is voor een nieuwe Russische overheersing. En juist dat maakt het lezen van deze roman tot een inzichtelijke ervaring.
De afzonderlijke verhalen, die de bouwstenen van deze geschiedenis vormen, zijn juweeltjes, die laten zien hoe ingewikkeld familieverhoudingen kunnen zijn, ook los van nationale rampspoed. Overspel, hebzucht, liefdesverdriet, hypocrisie, incestueuze familiebanden, jaloezie en afgunst, vader-zoonconflicten, vrouwenruzies – het verhaal van de Vejagals-familie gaat bijna over niets anders. Zo verwekt Augusts een zoon bij Elizabete, de vrouw van zijn broer Noass. Die zoon, Jekabs Ernests, wil net zoals zijn biologische vader niet naar zee. Als Noass hem daar alsnog toe dwingt en hun schip tijdens een storm vergaat, raakt Jekabs, die door zijn vader aan de mast vastgebonden was, krankzinnig. Het ongeluk leidt tot een verwijdering tussen Noass en zijn vrouw Elizabete, die naarmate het verhaal vordert steeds verbitterder raakt en uiteindelijk in een psychiatrisch ziekenhuis belandt.
Beeldschone dochter
Een ander dragend personage is Leontine, de beeldschone dochter van Noass en Elizabete. In haar leven stapelen de verloren liefdes zich op. Maar anders dan Jekabs wordt zij alleen maar sterker door haar ervaringen, alsof Skujins daarmee wil laten zien dat de dynamische genen van Noass allesbepalend zijn.
Een van Leontines liefdes is de Franse fotograaf Ruy Tripotier, die als opvarende van een zwaar gehavend zeilschip in Zunte is beland. Het verblijf van hem en zijn westerse medepassagiers levert een fraai staaltje op van Skujins speelse taalgebruik: „Het grootste wonder waren de paraplu’s van de komisch geklede heren, die door de wind de lucht in werden geblazen en waarvan er één nog tot een maand na het vertrek van het jacht in de takken van de hoogste spar van Zunte bungelde, en de in fluwelen pelerines en tafzijden sjaals gehulde gillende dames, die zich voornamelijk gezeten op de ruggen van de heren voortbewogen, hun ondeugend de sporen gevend met de hakken van hun wonderbaarlijk fijne schoentjes.” In zo’n zin herken je de ironie van Thomas Mann.
Haar andere broer, Eduards, is een avontuurlijker leven beschoren. Hij wil evenmin de zee op en ontsnapt naar Riga om naar het gymnasium te gaan. Maar in plaats van te studeren belandt hij in de revolutionaire beweging. Hij wordt gearresteerd en naar Siberië verbannen. Maar in 1905 staat hij in Riga op de barricaden in een revolutie die met harde hand zal worden onderdrukt. Uiteindelijk vlucht hij naar Amerika, waar hij de strijd tegen het internationale kapitalisme voortzet en een illegaal bestaan vol liefdesavonturen leidt. Eind jaren dertig laat hij zijn gezicht nog even in Moskou zien. Als daar de Grote Terreur in volle gang is en zijn Letse strijdmakkers door Stalin geëxecuteerd blijken te zijn, strijkt hij neer in Zuid-Amerika.
Eduards belevenissen verraden dat Skujins zijn roman tijdens de Sovjet-bezetting van Letland schreef en gedwongen was om communistische propaganda in zijn werk te laten weerklinken. De uitgebreide passages over de gevechten op de barricaden kunnen zo uit de officieel geschiedenisboeken van de Sovjet-Unie komen.
Daartegenover staan verhalen van verzet. Zo verdwijnt de lapzwans Indrikus, de zoon van Leontine die in het onafhankelijke Letland bij het leger is gegaan, na de annexatie van Letland door de Sovjet-Unie van het toneel om na de komst van de Duitsers in nazi-uniform weer op te duiken. Als het Rode Leger in 1944 weer terugkeert, vlucht hij naar Engeland, waar hij zijn dagen als fabrieksarbeider slijt.
Ook is er het verhaal van Eduards achternicht Vilma, die de bibliotheek in Zunte beheert en na de aftocht van de Duitsers verliefd wordt op de gedeserteerde Wehrmachtsoldaat Willy. Jarenlang houdt ze hem in haar huis verborgen, aanvankelijk smachtend naar zijn strelingen. Maar na een paar abortussen, die ze ondergaat om Willy’s onderduik niet te verraden, rest van dat smachten alleen gelatenheid en schikking in haar lot. Skujins is een meester in het beschrijven van zo’n omslag, die je ook in de liefdesperikelen van andere personages herkent.
Als de jaren tachtig aanbreken en Viesturs, de kleinzoon van Augusts zich met een jachtgeweer tegen het dictaat van de kolchozvoorzitter keert, weet je dat er andere tijden zijn aangebroken en de angst voor het gezag verdwenen is. De genen van Noass, aan wiens verdwenen schat in de roman zijn titel dankt, blijken sterker te zijn dan de druk van het communistische regime. Op dat moment smelten de belevenissen van al Skujins’ personages samen tot een dikke kloek van onverzettelijkheid tegen alles wat je door de geschiedenis kan worden opgedrongen.
Zigmunds Skujiņš (1926-2022) geldt als een van de belangrijkste Letse schrijvers van de twintigste eeuw. Wereldwijd zijn er meer dan zeven miljoen exemplaren van zijn boeken verkocht. Hij is nu voor het eerst in het Nederlands vertaald.
Over Het bed met de gouden poot:
‘De Buddenbrooks gaan door – Zigmunds Skujiņš’ epos over de Letse natie is een lang over het hoofd gezien meesterwerk van de Europese romankunst. Ondanks alle tragiek straalt het niet de melancholie van het onheil uit, maar juist de kracht van de losbarsting.’
Neue Zücher Zeitung
‘Een grote familieroman uit Letland: na lezing is men een stuk slimmer en heeft men beslist een onovertroffen schat aan verhalen gevonden.’
NDR
‘Skujiņš is erin geslaagd een humoristisch en sympathiek portret van verscheidene generaties Letten te creëren in een werkelijk gouden dimensie.’
Frankfurter Allgemeine Zeitung
| Uitgever | Prometheus, Uitgeverij |
|---|---|
| Auteur(s) | Zigmunds Skujiņš |
| ISBN | 9789044656091 |
| Bindwijze | Hardback |
| Aantal pagina's | 512 |
| Datum van verschijning | 20250711 |
| NRC Recensie | 4 |
| Breedte | 147 mm |
| Hoogte | 219 mm |
| Dikte | 44 mm |