Vergeving

Vladimir Jankélévitch: Vergeving. (Le pardon) Vert. Ellis Booi. Athenaeum-Polak & van Gennep, 239 blz. € 25,-
Nee, vergeven is niet vergeten, zoals de Nederlandse zegswijze wil. En ‘tout comprendre’ is ook niet ‘tout pardonner’, zoals het aan Mme De Staël toegeschreven aforisme zegt. Vergeving zit volgens de Franse filosoof Vladimir Jankélévitch veel gecompliceerder in elkaar. Hóe gecompliceerd, ontrafelt hij nauwkeurig in de nu vertaalde filosofische verkenning van die deugd, die oorspronkelijk in 1967 onder de simpele titel Le pardon is verschenen.
In Nederland is Jankélévitch zo goed als onbekend. Slechts één boek van hem (De beleving van de tijd) verscheen in 1966 in de onvolprezen reeks Aula-pockets in vertaling. In Frankrijk behoort hij, veertig jaar na zijn dood, nog altijd tot de groten, al heeft hij zich nooit laten onderbrengen in een van de toonaangevende filosofische stromingen. Onafhankelijk ging hij zijn weg, vooral geïnspireerd door de Griekse filosofie en zijn leermeester Henri Bergson; zijn afkeer van Martin Heidegger was legendarisch.
Jankélévitch schreef graag over muziek, vooral van Franse componisten: Fauré, Ravel, Debussy. Maar het voornaamste thema van zijn bijna dertig boeken omvattende oeuvre was het vraagstuk van goed en kwaad, met al zijn vertakkingen: het goede en het slechte geweten, de leugen, de onschuld, de deugden en, als laatste van zijn reeks verhandelingen over moraalfilosofie: de vergeving.
Steeds ploos hij daar de subtiele details van uit, met een bijna analytische strengheid. Aan het slot waarvan hij toch moest concluderen dat de werkelijkheid zich uiteindelijk aan rede en taal onttrekt. ‘Bijna niets’ en ‘ik-weet-niet-wat’ werden sleutelwoorden in zijn oeuvre. Tezamen vormden ze de titel van een drietal bundels waarin hij enkele jaren voor zijn dood in 1985 een reeks essays bijeenbracht.
Onvoorwaardelijk
Ook in Vergeving redeneert Jankélévitch op het scherpst van de snede. Strikt genomen is vergeving een vorm van onrechtvaardigheid, zo stelt hij vast. Voor wie zich beperkt tot de regels van het strafrecht en de vereffening van het kwaad, moet vergiffenis wel een gedrocht zijn, waarin elk evenwicht zoek is. Want vergeven doen we altijd onvoorwaardelijk. Ze vormt een onverplichte gift aan de boosdoener, die daar niets tegenover hoeft te stellen: geen belofte van beterschap en zelfs geen dankbaarheid.
Om diezelfde reden is begrip niet hetzelfde als vergeving. Hoezeer we ons ook kunnen inleven in de beweegredenen van wie ons ooit iets heeft aangedaan, ieder heeft altijd nog de vrijheid om die zich aan die beweegredenen niet over te geven. Elke schuldige heeft altijd anders kunnen handelen, en juist om de schuld die hij op zich laadt omdat hij dat niet deed gaat het bij vergeving.
Daarom is vergeving ook geen vorm van vergetelheid. In de slijtageslag van de tijd mag menige misstap dan langzaam vervagen in het geheugen van het slachtoffer, vergeving is een actieve stap van de ene persoon jegens de andere, niet een anoniem proces van zoekrakende archiefstukken en afkalvende herinnering. De vergiffenis legt voor beiden – dader en slachtoffer – een nieuwe toekomst open, zo schrijft Jankélévitch, aan gene zijde van de rancune die zich vastklampt aan het verleden. Ze is ‘geen omkering van de morele orde maar een transformatie ervan.’
Vergeving is dan ook geen simpele uitwissing van het verleden. ‘Zand erover’ is geen vergeving maar een miskenning van wat wel degelijk gebeurd is en wat zich nooit meer laat uitwissen. Wanneer we vergeven, vergeten we niet, maar weigeren ons door het gebeurde te laten gijzelen. We geven er een andere betekenis aan en leggen daarmee voor zowel de dader als onszelf een nieuw perspectief van vrijheid open.
Wie dat alles nogal idealistisch vindt klinken, krijgt van Jankélévitch gelijk. Een analyse van het begrip ‘vergeving’ is niet hetzelfde als de praktische toepassing ervan. Zo streng als hij de betekenis van die deugd uitzuivert, zo realistisch moet hij ook toegeven dat pure vergiffenis (zonder bijgedachten of -bedoelingen) niet bestaat. Ze is letterlijk boven-menselijk, en juist daarom een plicht. Vergeving is de toetssteen van de vrijheid. Ze kan van ons op geen enkele manier worden geëist, maar staat als een onbereikbare zon wel aan het firmament van het deugdzame leven.
Zo tekent zich in Vergeving langzaam een discrepantie af. Jankélévitch’ begripsanalyse is zo helder dat ze slecht past op de troebele werkelijkheid. Tussen die twee gaapt een onzichtbare kloof: het ‘ik-weet-niet-wat’ dat zich aan redelijkheid onttrekt. Scherp krijgt die gestalte wanneer Jankélévitch over de Duitse schuld voor de Shoa komt te spreken. Want hoezeer vergeving ook een onmogelijke plicht is, er bestaat zoiets als het onvergeeflijke, dat zijn beschouwingen ruw onderbreekt.
‘Niet bedoeld voor varkens’
‘Verbrand alle dossiers, omarm de gentleman-beulen, verleen de metafysicia van de Gestapo en de ex-commandant van Gross-Paris een eredoctoraat,’ zo beschimpt hij degenen die de Duits-Franse relaties willen accomoderen met een ‘zand erover’. Bij de joodse Jankélévitch, die als kind van uit Rusland uitgeweken ouders de Tweede Wereldoorlog in het verzet overleefde maar een groot deel van zijn familie uitgemoord zag, is die woede maar al te begrijpelijk. Vergeven, zo zegt hij, kan men tenslotte alleen wanneer er eerst om vergeving is gevraagd: ze ‘is niet bedoeld voor varkens en hun zeugen.’
Al vlak na de bevrijding had Jankélévitch in verschillende teksten aan diezelfde woede lucht gegeven. Maar is hij daarin helemaal billijk? Had hij gelijk zelfs de Duitse schuldbetalingen aan Israël af te wijzen? Hoezeer Duitsland tot op de huidige dag gebukt bleef gaan onder zijn gruwelijke erfenis blijkt nog altijd uit de hoogst omzichtige wijze waarop het land nog altijd met Israël omspringt.
Spreekt Jankélévitch zichzelf bovendien niet tegen, wanneer hij enerzijds de vergeving als een puur gratuit gebaar beschrijft, maar van Duitsland niettemin éérst berouw en een smeekbede eist? Die discrepanties worden in Vergeving niet opgelost. Niet zozeer omdat de uiteenzetting theoretisch tekort zou schieten, maar omdat de deugd van de vergiffenis onmogelijk in een strak kader te vatten is. Als ‘onredelijke’ daad onttrekt ze zich aan elke calculerende norm van straf en vergelding. Als bovenmenselijke deugd provoceert ze de maar al te gerechtvaardigde woede. Ook Jankélévitch kreeg die vierkante cirkel uiteindelijk niet rond – maar wie zal hem dat kwalijk nemen?
Het werk van Jankélévitch is ten onrechte nauwelijks in het Nederlands vertaald. In Frankrijk behoort hij tot de meest vooraanstaande filosofen van de vorige eeuw, mede dankzij denkers als Jacques Derrida en Emmanuel Lévinas. Internationaal worden zijn unieke, interdisciplinaire benadering van de filosofische hoofdvragen en zijn literaire stijl hoog aangeslagen.
Le Pardon (Vergeving) verscheen in 1967 en is nog altijd een van Jankélévitch’ meest invloedrijke werken. Hij stelt daarin dat vergeven de ultieme ethische daad is: men gedraagt zich tegenover de dader alsof diens daad nooit heeft bestaan – in plaats van deze slechts te vergeten of te rationaliseren. Dat is een controversieel uitgangspunt wanneer we kijken naar gruwelijke gebeurtenissen als de Holocaust.
Zoals de meeste werken van Jankélévitch overstijgt ook Vergeving de ‘standaardbehandeling’ van morele problemen. Het gaat óók over vrije wil, het geven, creativiteit en tijdelijkheid. Vergeving is een essentieel werk van een filosoof die eindelijk ook in Nederland de aandacht krijgt die hij verdient.
| Uitgever | Singel Uitgeverijen |
|---|---|
| Auteur(s) | Vladimir Jankélévitch |
| ISBN | 9789025316402 |
| Bindwijze | Paperback |
| Aantal pagina's | 240 |
| Datum van verschijning | 20250417 |
| NRC Recensie | 4 |
| Breedte | 127 mm |
| Hoogte | 202 mm |
| Dikte | 20 mm |