In wat voor land leef ik eigenlijk?
Wie de lijvige biografie van Anil Ramdas (1958-2012) uitleest, zal nog lang worden achtervolgd door zijn woorden, geestdrift en tragiek. Moegestreden, gedesillusioneerd en ongelukkig maakte de erudiete, frisse intellectueel een einde aan zijn leven op 54-jarige leeftijd. Zijn enige roman Badal was kort daarvoor door vrijwel alle critici met de grond gelijkgemaakt, waarna zijn notoire alcoholverslaving hem weer in zijn greep kreeg. Journalistieke collega’s constateerden openlijk dat zijn beste tijd voorbij was. En wanneer hij in De Balie een verwoede poging doet tot een intellectueel debat (met Arnon Grunberg), hoont eerst de zaal hem weg en wordt hij daarna op sociale media belachelijk gemaakt. Na het onvermijdelijke vertrek van zijn vrouw stapt hij uit het leven.
Schrijver en columnist Karin Amatmoekrim (1976) promoveerde op het leven en werk van Anil Ramdas, de schrijver, intellectueel, journalist en programmamaker. Haar eerste woorden gaan over het enige gesprek dat ze ooit met hem zou hebben, in 2010. Het is een maand voor de Tweede Kamerverkiezingen, hij heeft haar net geïnterviewd en vraagt: „Wat doe je als Wilders aan de macht komt?” Ze antwoordt dat ze zal verhuizen. „Maar”, zegt Ramdas: „Is het niet de taak van de schrijver om juist dan te blijven? Om te proberen het verschil te maken?”
De rol van de schrijver in de maatschappij is voor Amatmoekrim het uitgangspunt van haar proefschrift. Ze eindigt haar inleiding met de erkenning dat ze destijds ‘te groen was om met hem van gedachten te wisselen’ en zij een van de mensen was die hij van ‘stuitende onverschilligheid’ kon betichten. Met haar biografie wil ze dat rechtzetten, de vragen beantwoorden die hij haar destijds stelde, ‘in de hoop niet alleen hem, maar ook het land dat wij met elkaar deelden, beter te begrijpen’.
Het is nogal een ambitie die de schrijfster formuleert. Wellicht passend bij Ramdas, die dol was op het aan elkaar rijgen van grootse ideeën en gebeurtenissen. Met Badal had hij geprobeerd een allesomvattend werk te maken, waarin zijn leven, denken én uitdagingen samensmolten. Het was (destijds) te complex voor veel recensenten.
Teruggefloten
In wat voor land leef ik eigenlijk wil misschien ook té veel. Zo schetst Amatmoekrim de context waarin de ouders van Anil samenkwamen en hij opgroeide. In vogelvlucht komt de Hindostaanse migratiegeschiedenis voorbij, het kastenstelsel, de conservatieve opvattingen die veel Hindostanen erop nahielden én, in een notendop, de belangrijkste ontwikkelingen in Suriname.
Dat is soms droge kost, maar nog altijd minder storend dan wanneer de schrijfster juist met literaire flair de moeilijkheden in het gezin Ramdas beschrijft. Over de moeder: ‘Ze was een kleurrijke, intelligente, maar vooral ook bloedmooie vrouw die zelfs in de meest eenvoudige kleding de aandacht van mannen trok’, en: ‘Kamla stond bij de geboorte van Anil op het punt om de grote wereld in te trekken maar werd op de drempel weer teruggefloten’. Waarheen en hoe Kamla op het punt stond om (al dan niet spreekwoordelijk) naar te vertrekken, blijft onduidelijk. En terwijl overal minutieus bronvermelding staat, op het vermoeiende af, komen dit soort uitspraken uit de lucht vallen.
Het lijkt te maken te hebben met een zoektocht naar aanwijzingen voor het ontstaan van Anils karakter, houding, stijl én zijn ‘demonen’. Misschien een logische ambitie, maar het resulteert in nogal weeïg commentaar: ‘De scheiding moet, hoe pijnlijk ook, ergens voor alle leden van het gezin als een opluchting hebben gevoeld.’
Het is geen eenvoudige opgave om van een proefschrift een toegankelijk, leesbaar boek te maken. Dat het een biografie betreft die tegelijkertijd een deel van de geschiedenis van twee landen beschrijft, helpt niet mee. Het is, misschien logischerwijs, te veel.
Intellectuele ambities
Toch loont het absoluut de moeite om door te ploegen, want na een hoofdstuk of zes wordt het beter. Ramdas begint dan met schrijven, werken en er hoeft minder te worden ingevuld. De momenten dat Amatmoekrim zich toch vergrijpt aan psychologische analyses blijven irriteren, maar niet genoeg om de rest niet zeer de moeite waard te maken. En als ze de historische romancier in haar de vrije loop laat, zoals bij de beschrijving van de aanloop naar de Decembermoorden, leest het uiterst soepel.
Anil Ramdas is inmiddels aangekomen in Nederland, getrouwd met zijn jeugdliefde en zijn intellectuele ambities blijken niet te stuiten. Hij heeft succes met zijn studie sociale geografie én begint met publiceren voor zijn droomtijdschrift: De Groene Amsterdammer. Zichzelf positionerend als postmodern en postkoloniaal denker, probeert hij een groots narratief te lanceren waarin de migrant de ultieme intellectueel kan zijn, dankzij zijn gefragmenteerde identiteit. Juist de blik van buiten was bij uitstek geschikt als commentator van de maatschappij, betoogt hij.
Daar was Nederland helaas nog niet klaar voor. Als Ramdas te gast is bij het tv-programma Zomergasten kan niemand, zowel de presentator als de recensenten, het laten om juist zijn etniciteit erbij te sleuren.
Zo wordt In wat voor land leef ik eigenlijk? als titel en boek langzamerhand meer een verzuchting dan een vraag. En Nederland, inclusief zijn intellectuelen, komt er niet al te best vanaf. Amatmoekrim licht bewust en effectief momenten uit waarop de media-elite ongekend hard met Ramdas afrekent. Zijn reputatie als arrogant en elitair lijkt daar soms een vrijbrief voor, maar is geen excuus voor de gretigheid waarmee hij wordt neergesabeld. Terwijl Ramdas soms bang is dat het applaus voor hem extra hard klinkt, geldt omgekeerd precies hetzelfde. Mensen willen hem net iets te graag zien falen. En wanneer dat uiteindelijk gebeurt, schromen ze niet hem dat onder zijn neus te wrijven. Misschien was de spiegel die Ramdas het land voorhield te confronterend. Of ging het om wie die spiegel voorhield?
Na zijn essay waarin hij terugblikt op Paul Scheffers tien jaar eerder gepubliceerde essay ‘Het multiculturele drama’, krijgt Ramdas een orkaan van kritiek over zich heen. Hij stelde dat ‘de culturele beschaving van een groot deel van de Hollanders net zo mislukt is als die van een groot deel van de allochtonen’, want: ‘Die Hollanders die in die eigen huizen wonen en een eigen auto hebben en met vakantie kunnen zijn voor een groot deel white trash. Het zijn tokkies [...] met achterlijke ideeën en onbeschofte omgangsvormen’. De eerste online trollen weten hem te vinden, in talkshows (Pauw & Witteman nodigt hem expres niet uit) wordt hij met de grond gelijk gemaakt. De bijval voor Ramdas lijkt minimaal en is in ieder geval niet publiek. Hij voert een eenzame strijd.
Allochtonen-frame
Amatmoekrim lijkt in het boek dan ook geleid te worden door de wellicht onvermijdelijke vraag: waarom stapte Anil Ramdas uit het leven? Ze schetst de torenhoge (verlammende?) verwachtingen en ambities, het succes op jonge leeftijd en het verlangen om aan het allochtonen-frame te ontsnappen, wat hem door zijn omgeving onmogelijk werd gemaakt. Als India-correspondent voor NRC krijgen alcoholisme en vereenzaming hem in zijn greep, waarna hij in een neerwaartse spiraal terechtkomt. Moedige pogingen om zichzelf opnieuw uit te vinden – zijn vriend Stephan Sanders maakt de mooie vergelijking met de bekende spin Anansi, bekend om zijn listen – mislukken.
In de laatste hoofdstukken hangt het onheil boven de pagina’s, tot het onvermijdelijke, hartverscheurende einde. Knappe lezer die het drooghoudt, bij het verlies van deze moeilijke man, die met zijn talent, scherpzinnigheid en originele gedachten, zijn plek niet kon vinden.
Voor Ramdas en zijn donkere huidskleur werd in ieder geval de ‘lat niet lager gelegd’, zoals NSC-Kamerlid Rosanne Hertzberger eerder dit jaar in haar NRC-column schreef over ‘gemarginaliseerde partijen’. Integendeel deed die retoriek, die ieder succes van een persoon van kleur bij voorbaat onoprecht en verdacht maakt, hem de das om. Ramdas verdiende meer dan een land dat onnodig hardvochtig en tegelijkertijd teergevoelig voor kritiek is. En eigenlijk verdient hij dat er nog veel meer over zijn werk geschreven wordt.
In wat voor land leef ik eigenlijk? onderzoekt de wisselwerking tussen het innerlijk van Anil Ramdas en de buitenwereld, beide even turbulent. Voor haar onderzoek kreeg Amatmoekrim volledig inzage in de persoonlijke archieven, brieven en e-mailcorrespondentie. Het resultaat is een fascinerend en onthullend portret van een uniek leven, dat tegelijkertijd een scherp licht werpt op de grotere wereld daarbuiten.
Karin Amatmoekrim (Paramaribo, 1976) publiceerde zes romans (waaronder het veelgeprezen Het gym), het kinderboek Tori en een bundel met korte verhalen. Ze is als vaste columnist verbonden aan NRC en schrijft regelmatig voor De Correspondent. De biografie van Anil Ramdas is de handelseditie van het proefschrift waarop ze aan de Universiteit Leiden is gepromoveerd.
ISBN | 9789044637250 |
---|---|
Aantal pagina's | 448 |
Datum van verschijning | 20230926 |
NRC Recensie | 3 |
Breedte | 163 mm |
Hoogte | 235 mm |
Dikte | 40 mm |
Je bent al ingeschreven met dit
e-mailadres