De boom die een wereld was
Alles in het leven staat in verbinding met elkaar, dat laat Gouden Griffel-winnaar Yorick Goldewijk zien in zijn knap opgebouwde en grappige jeugdboek De boom die een wereld was. In een poëtische stijl neemt Goldwijk de lezer mee op reis door de natuurlijke habitat van negentien dierenpersonages. ‘Je kon er uren struinen over paden van bast, langs knoesten en nerven en plasjes van dauw.’ Een verhaal waarin we beren, luiaards, mieren en bladluizen tegenkomen die dwars door elkaar hun eigenwijze gang gaan. Soms lopen ze elkaar in de weg, soms sneuvelt er een in het rumoer van het leven, maar allemaal hebben ze een plek in de boom.
Op een prettige manier roept Goldewijk vragen op over het individuele leven tussen de anderen. De licht filosofische insteek bij deze dierenverhalen doet denken aan Toon Tellegen en Joke van Leeuwen. Goldewijks toon laveert tussen wijsheid, verwondering en eigengereidheid. Zoals in het hoofdstuk over de maanvlinderrups die weigert te verpoppen. ‘De anderen wilden meer, verder, mooier. Maar hoeveel is meer? Waar is verder? En mooier, wat valt daar nou over te zeggen? Zij hoefde niet meer, niet verder, niet mooier. Gewoon, zo, dat was wat ze wilde.’ Het zijn deze vragen en constateringen die De boom die de wereld was een heerlijk filosofisch randje geven. De nodige tegendraadse humor ontbreekt daar niet bij: ‘De maanvlinderrups at wat ze nodig had. Niet meer, niet minder. Ze was tevreden. En, vooruit, een beetje eenzaam.’ Een diepere laag ontstaat als Goldewijk de vergankelijkheid van het leven introduceert. ‘De maanvlinders bleven prachtig, elke keer. En elke keer ontroerde het haar om te zien hoe ze als bladeren naar de grond vielen. Het vurige, kortstondige.’ En daartegenover, schrijft Goldewijk, staat wat zij als vlinder vertegenwoordigt: ‘het stille, langzame’. ‘Totdat ook zij voor de laatste keer haar ogen sloot, met een tevreden glimlach. Zij was de maanvlinderrups geweest. Meer had ze niet hoeven zijn.’
De maanrupsvlinder is niet de enige van wie we afscheid moeten nemen in De boom die de wereld was. Misschien komt daar ook het woordje ‘was’ vandaan in de titel. Een houtmier wordt opgeslokt door de zwaluw uit een ander hoofdstuk (beiden vertellen deze belevenis vanuit hun eigen perspectief), talloze bladluizen worden opgeschrokt door hun hongerige zusje Betsie, en van de eendagsvlieg nemen we al na een halve pagina afscheid. ‘Ze zat op een tak aan de rand van de boom, haar hoofd vol herinneringen. […] Wat was de tijd toch snel gegaan.’
Het is gewaagd om in een boek dat zich richt op kinderen vanaf zes jaar zoveel personages de dood te laten vinden, maar de lichtvoetige, filosofische en humorvolle benadering van het verhaal voorkomt drama. Het zijn bovendien dit soort opmerkelijke keuzes, naast toon en opbouw, die De boom die de wereld was boven het maaiveld uit doen steken. Het hoort er allemaal bij, zonder dood geen leven. Doordat veel dieren verwijzen naar hun ontmoetingen met dieren uit andere hoofdstukken, staat alles in verbinding met elkaar. ‘De dieren die er niet meer bij waren werden hier en daar besproken. De maanvlinderrups, die iedereen lang had gekend, en de eendagsvlieg, die iedereen heel kort had gekend. De glanzende houtmier die spoorloos was verdwenen – waarop de boerenzwaluw even ongemakkelijk kuchte. En de hele kudde bladluizen – ook spoorloos verdwenen. Waarop Betsie een boer wegslikte.’ We worden geboren en we sterven, het gaat om hoe we onze plek innemen, lijkt Goldewijk te zeggen in zijn knap geschreven verhaal. Jeska Verstegen verzorgde dromerige, dynamische illustraties waar een verlangen naar het leven en elkaar uit spreekt.
De boom is oud en stil. Aan een tak hangt een luiaard de hele dag roerloos voor zich uit te staren. Tussen de wortels slaapt een beer. Een mier marcheert dag in dag uit dezelfde weg langs de stam. Maar wat gebeurt er als de nacht valt en niemand de luiaard meer in de gaten houdt? Waarom is de kruisspin zo mager? En Betsie, de bladluis, zo moddervet? Waarom kijken die twee snoeken in het meertje bij de boom zo chagrijnig? En die bonte boomeekhoorn – heeft die nou een horloge om?
Yorick Goldewijk maakt de lezer deelgenoot van de geheimen van deze dieren, hun gedachten en eigenaardigheden, en brengt alles heel knap met elkaar in verbinding. Jeska Verstegen maakte bij elk verhaal een prachtige, dromerige tekening, waarmee ze de sfeer van het boek perfect weet te vangen.
ISBN | 9789021685373 |
---|---|
Aantal pagina's | 96 |
Datum van verschijning | 20240221 |
NRC Recensie | 4 |
Breedte | 174 mm |
Hoogte | 247 mm |
Dikte | 14 mm |
Je bent al ingeschreven met dit
e-mailadres