Nazimiljardairs
De nazimiljardairs bouwden een imperium met dwangarbeid, hun erfgenamen profiteren er nog van
Nazi-industriëlen Grote Duitse industriëlen stelden zich ten dienste van het nazi-regime. Uit gewinzucht. David de Jong schreef een boek over die geschiedenis.
Op een koude ochtend in januari 1936 heeft SS-leider Heinrich Himmler iets bijzonders georganiseerd voor de leden van zijn Freundeskreis, zijn ‘vriendenkring’. Deze exclusieve netwerkclub wordt gevormd door vooraanstaande Duitse industriëlen. Buiten een luxe hotel in München wacht een bus op hen voor een bestemming buiten de stad: concentratiekamp Dachau. Himmler leidt zijn gasten persoonlijk rond. Hij toont hen de kampbarakken en -werkplaatsen, de keuken en de kampkantine, waar de tycoons een hapje eten. In een gang met cellen opent Himmler een van de deuren, om een praatje te maken met één van de gevangenen. Een concentratiekamp is lang zo erg niet als de geruchten willen, is de boodschap. Na de rondleiding vraagt Himmler zijn ‘vrienden’ om een financiële bijdrage, voor ‘culturele taken en het wegwerken van bepaalde noodsituaties’. Er wordt grif betaald.
Nazimiljardairs heet het boek waarin de Nederlandse journalist David de Jong het uitje naar Dachau beschrijft. Het gaat over de grootste Duitse industriëlen die zich in dienst stelden van het nazi-regime, en, vooral ook, hoe zij daarvan profiteerden. De Jong maakt daarbij gebruik van onderzoek dat de afgelopen jaren in Duitsland is gedaan. Zijn verdienste is dat hij die geschiedenis nu toegankelijk heeft gemaakt voor een breed, mondiaal publiek. Zijn boek verscheen eerder al in het Engels.
Magda Goebbels
Een van de hoofdpersonen van het verhaal is Günther Quandt, een textielhandelaar die zich in de jaren voor de Tweede Wereldoorlog weet op te werken tot volwaardig industrieel. Hij doet dat onder meer door de verwerving van accuproducent AFA en de Deutsche Waffen- und Munitionsfabriken (DWM), producent van Mausergeweren en Lugerpistolen. Quandt is getrouwd met Magda Friedländer, de latere echtgenote van propagandaminister Joseph Goebbels. Samen hebben zij één zoon: Harald. Hitler is zeer gesteld op de jongen, die opgroeit in het gezin van Goebbels. Na de oorlog geeft hij samen met zijn broer Herbert leiding aan het imperium dat zijn vader naliet.
David de Jong beschrijft veel scènes alsof hij er zelf bij is – het bezoekje aan concentratiekamp Dachau, een fundraising met de Führer, de legging van de eerste steen van een Volkswagenfabriek. Nazimiljardairs is daardoor een soepel leesbaar boek. Maar omdat hij zijn verhaal chronologisch vertelt en veel hoofdpersonen heeft, wisselt hij veelvuldig van perspectief, wat minder goed is voor de leesbaarheid. De Jong wil veel vertellen. Bij de zoveelste bedrijfsovername begint het je daardoor wel eens te duizelen.
Gelukkig staat er voorin het boek een overzicht van alle hoofdrolspelers en hun kinderen – het verhaal strekt zich uit over meerdere generaties. Naast Günther Quandt zijn dat met name Friedrich Flick (ook eigenaar van staal- en wapenfabrieken), August von Finck (bankier), Ferdinand Porsche (oprichter van Volkswagen en Porsche) en Richard Kaselowsky en zijn stiefzoon Rudolf-August Oetker (van het voedingsconcern Dr. Oetker).
Collaboratie – produceren voor de nazi’s – is eigenlijk nog het minst erge wat ze doen. De oorlog biedt hen ook volop kansen om hun bedrijven uit te breiden door ondernemingen van Joodse eigenaren te ariseren. Zo koopt Friedrich Flick de staalfabriek Lübeck onder de marktwaarde van de Joodse eigenaren, die geld nodig hebben om te kunnen vluchten. Met hulp van Hermann Göring en zijn broer, ook een zakenman, neemt hij de bedrijven over van de gebroeders Petschek, Hongaarse Joden die verantwoordelijk zijn voor een groot deel van de bruinkoolproductie in het Derde Rijk. August von Finck, die Hitler behulpzaam is bij zijn nieuwe museum in München, het Haus der Deutschen Kunst, ariseert de ene na de andere Joodse bank, steevast onder de marktwaarde.
Maar het ergste moet dan nog komen. In hun zucht naar winstmaximalisatie maken Duitse industriëlen volop gebruik van dwangarbeid. Ze kunnen daarvoor een aanvraag indienen bij de autoriteiten, en als die wordt goedgekeurd dan verrijst er bij het betreffende bedrijf vaak een satellietkamp van een bestaand concentratiekamp. Zo gaat het bijvoorbeeld bij Hannover, waar Günther Quandt de grootste accufabriek ter wereld opent. De omstandigheden zijn dramatisch. David de Jong schrijft daar over: ‘Handen en armen van gevangenen bleven vaak vastzitten in Günthers machines, waarbij “het vlees tot aan hun bovenarmen grotendeels van hun botten werd gerukt, terwijl ze volledig bij bewustzijn waren”, zoals een ooggetuige later zei.’
Tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn er in heel Duitsland minstens twaalf miljoen buitenlanders gedwongen tewerkgesteld, schrijft De Jong. Tweeënhalf miljoen mensen zijn daarbij gestorven. In Quandts accufabriek bestaat in 1943 de helft van alle arbeidskrachten (34.000 mensen) uit dwangarbeiders.
Proceskosten
David de Jong laat zijn morele verontwaardiging af en toe doorklinken, bijvoorbeeld wanneer hij het heeft over ‘berekenende, gewetenloze opportunisten, die eropuit waren ten koste van alles hun zakelijke imperium uit te breiden’. Nodig is dat niet: de feiten spreken voor zich.
De meeste tycoons waren geen overtuigde nazi’s, ze wilden domweg economische macht. De meesten konden na de oorlog al snel weer verder gaan met zaken doen. Hun erfgenamen behoren tot de rijkste families van Duitsland. Eén van de weinigen die werden aangeklaagd in Neurenberg was Friedrich Flick. Hem werd een celstraf van zeven jaar opgelegd, maar na vijf jaar kreeg hij al gratie. Inmiddels was het opnieuw oorlog, Koude Oorlog, en de Amerikanen hechtten meer aan een goede relatie met hun nieuwe bondgenoot West-Duitsland dan aan terugkijken.
Günther Quandt werd in 1948 door een lokale rechter alleen veroordeeld tot het betalen van de proceskosten. Hij bracht vervolgens 29.500 D-mark in rekening bij zijn firma AFA en ging opnieuw aan de slag. Twee van zijn kleinkinderen zijn nu nog de belangrijkste aandeelhouders van BMW. Een ander kleinkind, Colleen-Bettina Quandt, hoorde pas op haar zestiende dat haar grootmoeder Magda Goebbels was. Ze vernam dat niet van haar familie, maar van een Joods vriendje.
02-09-2022 Jeroen van der Kris
Een baanbrekend, meeslepend verhaal over hoe Duitse bedrijven als BMW, Dr. Oetker, Porsche en Volkswagen zich verrijkten tijdens de Tweede Wereldoorlog en er na de oorlog nauwelijks sancties volgden
In 1946 werd magnaat Günther Quandt gearresteerd wegens vermeende nazi-samenwerking. Quandt, patriarch van Duitslands meest iconische industriële imperium, een dynastie die tegenwoordig bmw bestuurt, beweerde dat hij door minister van Propaganda Goebbels was gedwongen zich bij de partij aan te sluiten. De rechtbanken spraken hem vrij. Maar Quandt loog en hij was niet de enige.
In dit baanbrekende werk onthult David de Jong het waargebeurde verhaal van de rijkste zakelijke dynastieën van Duitsland en hoe zij onnoemelijk veel geld en macht vergaarden door medeplichtig te zijn aan de wreedheden van het Derde Rijk. Deze magnaten namen Joodse bedrijven in beslag, kochten dwangarbeiders en voerden de wapenproductie op om Hitlers leger uit te rusten terwijl Europa brandde. Het schokkendste van alles is dat door Amerika’s politieke opportunisme deze miljardairs na de oorlog weg konden komen met hun misdaden. Ze zijn sindsdien alleen maar rijker geworden, terwijl ze nauwelijks rekenschap afleggen van dit duistere verleden. Waarom zijn zij nog nooit ter verantwoording geroepen?
In de pers
‘Even gedetailleerde als schokkende verhalen. Veel kennis over dit inktzwarte hoofdstuk. Minutieus onderzoek.’ Trouw
‘Een bewonderenswaardig onderzoek.’ De Groene Amsterdammer
‘Zijn verdienste is dat hij die geschiedenis nu toegankelijk heeft gemaakt voor een breed, mondiaal publiek.’ NRC
‘Onthutsend.’ De Limburger
‘Dit briljante debuut dat laat zien hoe een verraderlijke mix van kapitalisme en fascisme de democratie en talloze levens kan vernietigen. Een absolute aanrader.’ Norman Ohler, auteur van Drugs in het Derde Rijk
‘Meeslepend verhaal over smerige oorlogsmisdaden, medeplichtigheid, doofpotaffaires, en ontkenning.’ Patrick Radden Keefe, auteur van Zeg niets en Het pijnstillerimperium
‘Opportunisme en hebzucht. Het kleurrijke verhaal over moordende zakelijke intriges en een melodramatische vete tussen Quandt en Goebbels. Een intieme en levendige geschiedenis.’ Publishers Weekly
ISBN | 9789029093002 |
---|---|
Aantal pagina's | 400 |
Datum van verschijning | 20220825 |
NRC Recensie | 3 |
Breedte | 160 mm |
Hoogte | 237 mm |
Dikte | 43 mm |
Je bent al ingeschreven met dit
e-mailadres